Daaruit volgt dat de uitoefening, door bepaalde schuldeisers, van hun recht van hoger beroep zou kunnen leiden tot het gelijktijdig bestaan van materieel onverenigbare beslissingen betreffende eenzelfde onsplitsbaar geschil, doordat de schuldeisers die partij zijn in de zaak voor de rechtbank van koophandel, mogelijk niet allemaal gebonden zijn door het gezag van gewijsde van het arrest dat door het hof van beroep zal worden gewezen.
Il s'ensuit que l'exercice par certains créanciers de leur droit d'appel risque d'aboutir à la coexistence de décisions matériellement inconciliables à propos d'un même litige indivisible, les créanciers, parties à la cause devant le tribunal de commerce, pouvant ne pas tous être liés par l'autorité de chose jugée de l'arrêt qui sera rendu par la cour d'appel.