Het personeelslid, dat een bijkomende activiteit als loontrekkende of als zelfstandige uitoefent of dat een werkloosheidsuitkering ontvangt of dat een uitkering voor loopbaanonderbreking ontvangt als vermeld in paragraaf 1, 4°, of dat een pensioen als vermeld in paragraaf 1, 5°, geniet, doet daarvan aangifte op het ogenblik van zijn aanvraag van een onderbrekingsuitkering.
Le membre du personnel qui exerce une activité complémentaire salariée ou indépendante ou qui perçoit une allocation de chômage ou une allocation d'interruption de carrière telle que visée au paragraphe 1, 4°, ou qui jouit d'une pension telle que visée au paragraphe 1, 5°, doit en faire la déclaration au moment de sa demande d'allocation d'interruption.