Art. 11. Onverminderd de mogelijkheid in hoofde van de institutionele beleggingsvennootschap om zelf het beheer van haar beleggingsportefeuille en/of haar administratie als bedoeld in artikel 3,9° van de wet van 20 juli 2004 wa
ar te nemen, kunnen slechts de vennootschappen naar Belgisch recht waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatige collectieve beheer van portefeuilles van openbare instellingen voor collectieve belegging, alsook de ondernemingen naar buitenlands recht die di
t bedrijf in België uitoefenen en de de beleggings ...[+++]ondernemingen als bedoeld in Boek II, Titel II tot en met IV van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs die over een vergunning beschikken om per cliënt op discretionaire basis beleggingsportefeuilles van één of meerdere financiële instrumenten te beheren op grond van een door de cliënten gegeven opdracht en kredietinstellingen als bedoeld in Titel II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen optreden als beheervennootschap van een institutionele instelling voor collectieve belegging waarvan het statuut wordt geregeld door dit koninklijk besluit.Art. 11. Sans préjudice de la possibilité dans le chef de la société d'investissement institutionnelle de prendre elle-même en charge la gestion de son portefeuille d'investissement et/ou son administration, comme prévu à l'article 3, 9° de la loi du 20 juillet 2004, seules les sociétés de droit belge dont l'activité habituelle consiste dans la gestion collective de portefeuilles d'organismes de placement collectif publics à titre professionnel, ainsi que les entreprises de droit étranger qui exercent cette activité en Belgique et les entreprises d'investissement visées au Livre II, Titres II à IV, de la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d'investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placemen
...[+++]ts, agréés pour la gestion discrétionnaire et individualisée de portefeuilles incluant un ou plusieurs instruments financiers, dans le cadre d'un mandat donné par le client ainsi que les établissements de crédit visés aux Titres II à IV de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit peuvent agir en tant que société de gestion d'un organisme de placement collectif institutionnel dont le statut est régi par le présent arrêté royal.