« De dienstanciënniteit bedoeld in artikel 5.17 wordt op 30 april van het jaar van de aanvraag berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.38, § 1, lid 1, 2°, lid 2 en § 2-4, waarbij in de loop van de drie opeenvolgende jaren waar het personeelslid afwijkingen heeft genoten overeenkomstig artikel 5.18, slechts de diensten in aanmerking worden genomen die niet met toepassing van artikel 5.18 gepresteerd werden».
« L'ancienneté visée à l'article 5.17 est calculée au 30 avril de l'année de la demande, conformément aux dispositions de l'article 5.38, § 1, alinéa 1, 2°, alinéa 2 et § 2 à 4; pendant les trois années consécutives au cours desquelles un membre du personnel a bénéficié des dérogations conformément à l'article 5.18, seules sont prises en considération les prestations n'ayant pas été fournies en application de ce même article.