De middelen die, steunend op een schending van de artikelen 8, 9 en 12 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aanvoeren dat geen fiscaal nadelig stelsel zou kunnen worden opgelegd ten aanzien van personen die een burgerlijk huwelijk wensen aan te gaan of ten aanzien van personen die vanwege godsdienstige overtuigingen niet wensen samen te leven doch opteren voor een burgerlijk huwelijk, missen volgens de Ministerraad feitelijke grondslag aangezien de bestreden wet geen fiscaal nadelige bepalingen oplegt aan gehuwden en evenmin de gehuwden onrechtstreeks benadeelt of ongunstig raakt.
Selon le Conseil des ministres, les moyens qui, fondés sur la violation des articles 8, 9 et 12 de la Convention européenne des droits de l'homme, allèguent qu'un régime fiscal défavorable ne saurait être imposé aux personnes qui souhaitent contracter un mariage civil ou à l'égard des personnes qui, en raison de convictions religieuses, ne souhaitent pas cohabiter mais choisissent un mariage civil manquent en fait, étant donné que la loi attaquée n'impose aucune mesure fiscale défavorable aux personnes mariées ni ne lèse indirectement ou n'affecte défavorablement les personnes mariées.