Die opvatting is gesteund op de vaststaande rechtspraak van de Raad van State, waarbij artikel 43, § 3, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken (hierna : bestuurstaalwetten) zo wordt geïnterpreteerd dat, enerzijds, de pariteit tussen ambtenaren van de Nederlandse, respectievelijk Franse taalrol vanaf de rang van directeur in het tweetalige kader vervuld dient te zijn en, anderzijds, de overheid verplicht is eerst het kader (of, binnen het tweetalige kader, de taalrol) dat met het grootste aantal betrekkingen onder zijn rechtens vastgesteld aandeel is gezakt, op hetzelfde peil te brenge
...[+++]n. Cette conception repose sur une jurisprudence constante du Conseil d'Etat, selon laquelle l'article 43, § 3, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées par l'arrêté royal du 18 juillet 1966 (ci-après : lois linguistiques) est interprété en ce sens, d'une part, que la parité entre les fonctionnaires du rôle linguistique français et ceux du rôle linguistique néerlandais à partir du rang de directeur doit être respectée dans le cadre bilingue et, d'autre part, que l'autorité est tenue de porter d'abord au même niveau que celui de l'autre cadre (ou, dans le cadre bilingue, de l'autre rôle linguistique) le cadre linguistique dont le chiff
re d'occupation est descendu ...[+++] le plus au-dessous du nombre fixé de droit.