Zijn tussenkomst vertrekt vanuit de paradox van de arbeidsmarkt met name de vaststelling dat het aantal werkenden in België relatief laag ligt in vergelijking met de andere landen van de EU. De Belgische achterstand is in het bijzonder heel groot bij jongeren, ouderen, laaggeschoolden en niet-Europese allochtonen.
Son intervention part du paradoxe du marché de l'emploi: le nombre de personnes au travail est relativement bas en Belgique par rapport aux autres pays de l'UE. Le retard de la Belgique est particulièrement marqué chez les jeunes, les personnes âgées, les travailleurs peu qualifiés et les allochtones d'origine extra-européenne.