« Art. 29 bis. - Wanneer de jeugdrechtbank een als misdrijf omschreven feit waarvoor een minderjarige vervolgd werd, bewezen verklaart, kan ze, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve, het volgen van een ouderstage bevelen aan de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over deze minderjarige, indien ze zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van deze laatste, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige».
« Art. 29 bis. - Lorsque le tribunal de la jeunesse a déclaré établi un fait qualifié infraction pour lequel un mineur était poursuivi, il peut, sur réquisition du ministère public ou d'office, ordonner aux personnes qui exercent l'autorité parentale sur ce mineur d'accomplir un stage parental, s'ils manifestent un désintérêt caractérisé à l'égard du comportement délinquant de ce dernier, et que ce désintérêt contribue aux problèmes du mineur».