Derhalve kan aan de overheid die, met toepassing van titel VI (« Handhavingsmaatregelen »), hoofdstuk I (« Strafbepalingen »), afdeling 7 (« Staking van de in overtreding verrichte werken of handelingen »)
, een stakingsbevel heeft uitgevaardigd en die zich vervolgens verweert tegen een vordering tot opheffing van een stakingsbevel, geen rechtsplegingsvergoeding worden opgelegd, maar, rekening houdend met het bepaalde in B.4.3, kan haar ook geen rechtsplegingsvergoeding worden toegekend, zodat het verschil in behandeling onbestaande is
...[+++].
Par conséquent, l'autorité qui a ordonné la cessation en application du titre VI (« Mesures de maintien »), chapitre Ier (« Dispositions pénales »), division 7 (« Cessation des travaux ou actes exécutés en infraction »), et qui se défend ensuite contre une demande de levée d'un ordre de cessation ne peut se voir imposer le paiement d'une indemnité de procédure, mais, compte tenu de ce qui est dit en B.4.3, elle ne peut pas non plus se voir octroyer une indemnité de procédure, de sorte que la différence de traitement est inexistante.