De verzoekende partij is van mening dat de federale wetgever, door in de berekening van het voordeel van alle aard bestaande in het ter beschikking stellen van een voertuig door de werkgever, rekening te houden met de CO-uitstoot van het betrokken voertuig, het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden dat inherent is aan de uitoefening van de bevoegdheden van de verschillende wetgevers en dat hij op zijn minst overleg had moeten plegen met de gewestwetgevers, die bevoegd zijn inzake de bescherming van het leefmilieu en in het bijzonder inzake de bescherming van de lucht tegen verontreiniging.
La partie requérante estime qu'en faisant intervenir, dans le calcul de l'avantage de toute nature constitué par la mise à disposition d'un véhicule par l'employeur, les émissions de CO occasionnées par le véhicule concerné, le législateur fédéral a violé le principe de proportionnalité inhérent à la mise en oeuvre de leurs compétences par les différents législateurs et qu'à tout le moins, il aurait dû organiser avec les législateurs régionaux, compétents en matière de protection de l'environnement et, plus particulièrement, de protection de l'air contre la pollution, une concertation.