Op 13 augustus 1975 had België bij de neerlegging van de akten van bekrachtiging van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp een voorbehoud gemaakt bij voornoemd artikel 11, dat luidde : « de regering van het Koninkrijk België zal de in het artikel 11 bedoelde tijdelijke overbrenging slechts toestaan wanneer het gaat om een persoon die op haar grondgebied een straf uitzit en indien bijzondere overwegingen zich hiertegen niet verzetten »; het was de bedoeling dat niemand tijdelijk naar het buitenland werd overgebracht op grond van een aanhoudingsbevel.
Le 13 août 1975, lors du dépôt des instruments de ratification de la Convention européenne d'entraide, la Belgique avait émis une réserve à propos de l'article 11 précité dans les termes suivants: « Le gouvernement du Royaume de Belgique n'accordera le transfèrement temporaire prévu par l'article 11, que s'il s'agit d'une personne qui subit une peine sur son territoire et si les considérations spéciales ne s'y opposent pas »; l'objectif demeurant d'éviter tout transfert temporaire à l'étranger d'une personne sous les liens d'un mandat d'arrêt.