« Schendt artikel 595, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat, wanneer de vruchtgebruiker aan de pachter een pachtovereenkomst heeft toegestaan, de blote eigenaar, die verhuurder wordt vanaf het einde van het vruchtgebrui
k en gehouden is de pachtovereenkomst in acht te nemen, niettemin hoe dan ook mag vragen dat de duur van de pachtovereenkomst wordt teruggebracht tot de duur van de periode van negen jaar die lopende was op het ogenblik van de beëindiging van het vruchtgebruik, zonder gebonden te zijn door de grond- en vormvoorwaarden die inzake opzegg
...[+++]ing zijn opgelegd door de bepalingen van de pachtwet van 4 november 1969, vermits de pachter, in dat geval, niet de bescherming geniet die hem normaal door die wet wordt geboden en hij zich met name niet kan beroepen op het voordeel van artikel 4, tweede lid, ervan, terwijl elke andere pachter die houder is van een pachtovereenkomst, zich steeds daarop kan beroepen ?« L'article 595, alinéa 2, du Code civil, interprété en ce sens que lorsque l'usufruitier a consenti au preneur un bail à ferme, le nu-propriétaire, qui devient bailleur dès l'extinction de l'usufruit et est tenu de respecter le bail à ferme, peut néanmoins demander, en t
out état de cause, que la durée du bail soit réduite à la durée de la période de neuf ans en cours à l'époque de l'extinction de l'usufruit sans être lié par les conditions de fond et de forme imposées en matière de congé par les dispositions de la loi du 4 novembre 1969 sur les baux à ferme, le preneur étant, en ce cas, privé de la protection qui lui est normalement acc
...[+++]ordée par cette loi et ne pouvant invoquer notamment le bénéfice de son article 4, alinéa 2, alors que tout autre preneur, titulaire d'un bail à ferme, peut en toutes circonstances en réclamer le bénéfice, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution ?