1. Iedere partij vergewist zich ervan dat haar bevoegde autoriteiten beschikken over opgeleide en bekwame personen inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en identificatie van en bijstand aan slachtoffers, inzonderheid kinderen, en dat de verschillende betrokken autoriteiten met elkaar en met relevante ondersteunende organisaties samenwerken teneinde de identificatie van slachtoffers mogelijk te maken in een procedure waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn en, in passende gevallen, verblijfstitels af te geven onder de in artikel 14 van dit verdrag omschreven voorwaarden.
1. Chaque Partie s'assure que ses autorités compétentes disposent de personnes formées et qualifiées dans la prévention et la lutte contre la traite des êtres humains et dans l'identification des victimes, notamment des enfants, et dans le soutien à ces dernières et que les différentes autorités concernées collaborent entre elles ainsi qu'avec les organisations ayant un rôle de soutien, afin de permettre d'identifier les victimes dans un processus prenant en compte la situation spécifique des femmes et des enfants victimes et, dans les cas appropriés, de délivrer des permis de séjour suivant les conditions de l'article 14 de la présente Convention.