De door de verzoekende partijen aangevoerde omstandigheid dat bepaalde deontologische voorschriften ertoe zouden leiden dat personen die niet over een bepaalde beroepstitel beschikken, verhinderd worden vennoot of lasthebber van een vennootschap te worden, is niet van die aard dat daardoor de evenredigheid van de bestreden bepalingen in het gedrang zou worden gebracht.
La circonstance alléguée par les parties requérantes, que certaines règles déontologiques conduiraient à ce que des personnes qui ne disposent pas d'un titre professionnel déterminé soient empêchées de devenir associés ou mandataires d'une société, n'est pas de nature à remettre en cause la proportionnalité des dispositions attaquées.