Het artikel 171, 5°, b) van het op 10 april 1992 gecoördineerde Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt
dat bezoldigingen, pensioenen, renten of toelagen als vermeld in de artikelen 31 en 34 van
hetzelfde wetboek, waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil
slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij
...[+++]in werkelijkheid betrekking hebben, worden belast tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad.
L'article 171, 5°, b), du Code des impôts sur les revenus 1992 coordonné en date du 10 avril 1992 dispose que " les rémunérations, pensions, rentes ou allocations visées aux articles 31 et 34, dont le paie- ment ou l'attribution n'a eu lieu, par le fait d'une autorité publique ou de l'existence d'un litige, qu'après l'expiration de la période imposable à laquelle elles se rapportent effectivement, sont taxées au taux moyen afférent à l'ensemble des revenus imposables de la dernière année antérieure pendant laquelle le contribuable a eu une activité profession- nelle normale" .