Art. 14. In artikel 12, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010, wordt de zin
" De aanvrager moet minstens over een genotsrecht beschikken op het project waarvoor de aanvraag voor een investeringssubsidie wor
dt gedaan, voor een periode die minstens gelijk is aan de boekhoudkundige afschrijvingsduur van de investering en die, voor onroerende goederen, in elk geval mi
nstens twintig jaar bedraagt" . vervan ...[+++]gen door de zinnen " De aanvrager moet minstens over een genotsrecht beschikken op het project waarvoor de aanvraag voor een investeringssubsidie wordt gedaan, voor een periode die voor onroerende goederen in elk geval minstens vijfentwintig jaar bedraagt en voor roerende goederen in elk geval minstens vijf jaar bedraagt.Art. 14. Dans l'article 12, § 1, alinéa trois, du même décret, modifié par les décrets des 16 mars 1999 et 12 février 2010, la phrase « Le demandeur doit disposer d'au minimum un droit de jouissance sur le projet en faveur duquel la demande d'une subvention d'investissement est intr
oduite, pendant une période égalant au minimum la durée d'amortissement comptable de l'investissement et qu
i s'élève, pour les biens immeubles, en tout cas à au moins vingt ans » est remplacée par les phrases « Le demandeur doit disposer au moins d'un droi
...[+++]t de jouissance sur le projet en faveur duquel la demande d'une subvention d'investissement est introduite, pendant une période égalant en tout cas au minimum vingt-cinq ans pour les biens immeubles, et égalant en tout cas au minimum cinq ans pour les biens meubles.