In de memorie van toelichting wordt bepaald dat : « (...) de overbrenging naar een vreemde Staat niet worden toegestaan indien er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat, ingeval dat de straf of maatregel in de vreemde Staat ten uitvoer wordt gelegd, de toestand van de gevonniste persoon ongunstig dreigt te worden beïnvloed op grond van overwegingen die verband houden met zijn ras, zijn godsdienst of zijn politieke overtuiging» (stuk Senaat, nr. 5-2793/1, blz. 15).
L'exposé des motifs précise ce qui suit: « (...) le transfèrement vers un État étranger ne peut être accordé s'il existe des raisons sérieuses de croire qu'en cas d'exécution de la peine ou de la mesure dans l'État étranger, la situation de la personne condamnée risque d'être aggravée par des considérations de race, de religion ou d'opinions politiques» (do c. Sénat, nº 5-2793/1, p. 15).