51. De lidstaten kunnen alleen een uitzondering maken voor de gevallen waarin ? een persoon ⎪ een volgend asielverzoek √ verzoek ∏ ? in de zin van artikel 35, lid 8, indient ⎪ overeenkomstig de artikelen 32 en 34 niet verder zal worden behandeld of wanneer zij een persoon zullen overdragen of uitleveren, naar gelang van het geval, aan hetzij een andere lidstaat uit hoofde van verplichtingen overeenkomstig een Europees aanhoudingsbevel[18] of anderszins, hetzij aan een derde land ?, met uitzondering van het land van herkomst van de betrokken verzoeker, ⎪ of aan internationale strafhoven of tribunalen.
51. Les États membres ne peuvent prévoir d’exception à cette règle que si, conformément aux articles 32 et 34, l’examen de la ? une personne présente une ⎪ demande ultérieure ? comme prévu à l’article 35, paragraphe 8, ⎪ n’est pas poursuivi ou si une personne est, le cas échéant, livrée à ou extradée vers, soit un autre État membre en vertu des obligations découlant d’un mandat d’arrêt européen[18] ou pour d’autres raisons, soit un pays tiers ? , à l’exception du pays d’origine du demandeur concerné ⎪ , soit une cour ou un tribunal pénal(e) international(e).