« dat noch het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf noch de eigen aard van de verbeurdverklaring van het voorwerp van het misdrijf eraan in de weg staan dat meerdere daders die samen een van de in artikel 505, eerste lid, 1º tot 4º, Strafwetboek, misdrijven hebben gepleegd, die een bepaald vermogensvoordeel tot voorwerp hebben, allen tot de verbeurdverklaring hiervan worden veroordeeld; dat de uitvoering van deze straffen immers de omvang van dit voordeel niet kan noch mag overschrijden ».
« que ni le principe général du droit de la personnalité des peines ni la nature propre de la confiscation de l'objet de l'infraction n'empêchent que plusieurs auteurs, ayant commis ensemble l'une des infractions prévues par l'article 505, alinéa 1 , 1º à 4º, du Code pénal et ayant pour objet un avantage patrimonial déterminé, soient tous condamnés à la confiscation de celui-ci; qu'en effet, l'exécution de ces peines ne saurait, en aucun cas, excéder les limites de cet avantage ».