Wanneer de optredende persoon in de onmogelijkheid verkeert om persoonlijk op te treden om de stopzetting van de mishandeling te bevorderen, moet hij, onverminderd de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, hulp verlenen door de informatie te verwijzen naar een bevoegde instantie, inzonderheid : de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd, of de directeur voor hulpverlening aan de jeugd, of de ploeg " SOS-Kinderen" bedoeld bij artikel 14, of de ploeg van een psycho-medisch-sociaal centrum of van een centrum voor medisch schooltoezicht.
Lorsqu'il est dans l'impossibilité d'agir personnellement afin de favoriser l'arrêt des maltraitances, l'intervenant, sans préjudice de l'application de l'article 458 du Code pénal, est tenu d'apporter son aide sous forme d'une information d'une instance compétente dont : le conseiller de l'aide à la jeunesse, ou l'équipe « S.O.S.-Enfants » visée à l'article 14, ou l'équipe d'un centre psycho-médico-social ou d'un centre d'inspection médicale scolaire.