De minister van Justitie was echter van mening dat het niet opportuun was dat amendement goed te keuren, daar het riskeerde « de politiediensten [te] beletten hun werk naar behoren te doen; een persoon die uitdrukkelijk van dat recht in kennis wordt gesteld, zal immers niet lang aarzelen dat recht uit te oefenen ».
Le ministre de la Justice répondit cependant que l'adoption de cet amendement était inopportune, car il risquerait « d'empêcher les services de police de faire leur travail correctement dans la mesure où une personne informée explicitement de ce droit n'hésitera sans doute pas à l'exercer ».