In dit opzicht stelt men vast dat, als de Grondwet inderdaad een systeem van fiscale bevoegdheden heeft ingesteld die potentieel concurrerend zijn tussen de verschillende machtsniveau’s, zij voorrang gegeven heeft aan de federale wetgever en aan deze laatste een regulerende macht heeft gegeven in die mate dat het hem toegestaan is om met betrekking tot de belastingen, meer bepaald regionale en gemeentelijke, de uitzonderingen waarvan de noodzakelijkheid is aangetoond, te bepalen (artikel 170, § 2, tweede lid, en § 4, tweede lid, van de Grondwet).
On constate à cet égard que si la Constitution a certes établi un système de compétences fiscales potentiellement concurrentes entre les différents niveaux de pouvoir, elle a consacré le principe de primauté du législateur fédéral et a attribué à ce dernier un pouvoir régulateur dans la mesure où il lui est loisible de déterminer relativement aux impositions, notamment régionales et communales, les exceptions dont la nécessité est démontrée (article 170, § 2, alinéa 2, et § 4, alinéa 2, de la Constitution).