Aangezien de uitoefening van de strafvordering in de regel aan het openbaar ministerie toekomt en de beschikking van buite
nvervolgingstelling precies een einde maakt aan die vordering heeft de wetgever immers kunnen oordelen dat, ingeval nieuwe bezwar
en inkomen, aan het enkele openbare
ministerie de zorg diende te worden voorbehouden om - met inachtneming van artikel 247 - die te beoordelen en, in voorkomend geval, de strafvorderin
...[+++]g te hervatten door de heropening van het onderzoek te vorderen; de wetgever heeft kunnen vrezen dat de toekenning van dezelfde mogelijkheid aan de burgerlijke partij het risico bevat dat daarvan een onrechtmatig gebruik wordt gemaakt, dat vreemd is aan het algemeen belang.
Dès lors en effet que l'exercice de l'action publique appartient en règle au ministère public et que l'ordonnance de non-lieu met, précisément, fin à cette action, le législateur a pu estimer qu'il convenait de réserver, en cas de survenance de charges nouvelles, au seul ministère public le soin d'apprécier - dans le respect de l'article 247 - celles-ci et de reprendre, le cas échéant, l'action publique en sollicitant la réouverture de l'instruction; le législateur a pu redouter que l'octroi à la partie civile de la même faculté contienne le risque qu'il en soit fait un usage abusif étranger à l'intérêt général.