Volgens dat onderdeel zijn de bestreden bepalingen, doordat zij voor de betrokken kandidaat-vluchtelingen een belemmering vormen om vrij hun raadsman te kiezen en doordat zij hen verplichten, indien zij die raadsman buiten het centrum willen kiezen, aan dat centrum gegevens vrij t
e geven die tot hun privé-leven behoren, in strijd met artikel 23 van de Grondwet, dat « het recht op juridische bijstand verheft tot een grondwettelijk recht »; bovendien beroept de verzoekster zich op verschillende arresten van het Hof (nrs. 41/91, 19/95 en 43/98), waaruit zou voortvloeien dat het gelijkheidsbeginsel « positieve verplichtingen inzake de recht
...[+++]stoegang » oplegt.
Selon cette branche, les dispositions en cause, en entravant le libre choix, par les candidats-réfugiés concernés, d'un conseil juridique et en les obligeant, s'ils veulent choisir ce conseil en dehors du centre, à exposer auprès de celui-ci des éléments qui relèvent de leur vie privée, violent l'article 23 de la Constitution, lequel « élève le droit à l'aide juridique au rang de droit constitutionnel »; la requérante invoque en outre plusieurs arrêts de la Cour (n 41/91, 19/95 et 43/98) dont il résulterait que le principe d'égalité impose des « obligations positives en matière d'accès à la justice ».