« Schendt artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, dat de eisende partij vrijstelt van de voorafgaande betaling van de bijdrage tot stijving van het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, geïnterpreteerd in die zin dat het enkel de vordering beoogt waarmee een schuldenaar verzoekt om
het voordeel van de procedure van collectieve schuldenregeling te verkrijgen, niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het aanleiding geeft tot discriminatie tussen, enerzijds, de schuldenaar die verzoekt om
het voorde ...[+++]el van de procedure van collectieve schuldenregeling te verkrijgen en, anderzijds, de schuldenaar die het voordeel van de procedure van collectieve schuldenregeling heeft verkregen en die, in de loop van de procedure, een toestemming aanvraagt op grond van artikel 1675/7, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek ?« Interprété en ce qu'il ne vise que la demande par laquelle un débiteur sollicite d'être admi
s au bénéfice de la procédure de règlement collectif de dettes, l'article 4, § 2, alinéa 2, 4°, de la loi du 19 mars 2017 instituant un fonds budgétaire relatif à l'aide juridique de deuxième ligne, qui exonère la partie demanderesse du paiement préalable de la contribution destinée à alimenter le fonds budgétaire relatif à l'aide juridique de deuxième ligne, ne viole-t-il pas les articles 10 et 11 de la Constitution en créant une discrimination entre, d'une part, le débiteur qui sollicite d'être admi
s au bénéfice de la ...[+++]procédure de règlement collectif de dettes, d'autre part, le débiteur admis au bénéfice de la procédure de règlement collectif de dettes qui sollicite, en cours de procédure, une autorisation basée sur l'article 1675/7, § 3, du Code judiciaire ?