Volgens de parlementaire voorbereiding strekte het feit dat de bevoegdheid van de Belgische rechtscolleges werd uitgebreid tot de in het buitenland door militairen en burgers die hen vergezellen gepleegde misdrijven ertoe de rechtelijke of feitelijke straffeloosheid tegen te gaan die ten voordele van de voormelde personen zou kunnen spelen, teneinde, enerzijds, het aanzien van België te beschermen en, anderzijds, de discipline binnen het leger te handhaven (Parl. St., Kamer, 1950-1951, nr. 374, pp. 1 tot 3).
Selon les travaux préparatoires, l'extension de compétence des juridictions belges aux infractions commises à l'étranger par les militaires et les civils les accompagnant visait à éviter les impunités de droit ou de fait susceptibles de jouer en faveur des personnes précitées afin, d'une part, de protéger la réputation de la Belgique et, d'autre part, d'assurer le maintien de la discipline au sein de l'armée (Doc. parl., Chambre, 1950-1951, n° 374, pp. 1 à 3).