Gezien de bestaande antidiscriminatiebepalingen (artikelen 10 en 11 van de Grondwet, artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 2 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, artikelen 2 en 26 van het Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, ...), die de indieners trouwens vermelden in de inleiding van het voorstel, en gezien de werkzaamheden op internationaal vlak die bovendien een erg uitgebreide toepassingssfeer hebben, gezien ook de voortgang van die werkzaamheden, is het zeer de vraag of een dergelijke wet nodig is.
Outre les dispositions anti-discriminatoires qui existent déjà (articles 10 et 11 de la Constitution, 14 de la Convention européenne des droits de l'homme, 2 de la Déclaration universelle des droits de l'homme, 2 et 26 du Pacte sur les droits civils et politiques,... ) et qui sont d'ailleurs mentionnées en introduction par les auteurs de la proposition, les travaux menés au niveau international, et surtout le vaste domaine d'application qu'ils visent, et leur état d'avancement, posent la question de l'opportunité d'une telle loi.