De Raad van State onderstreept dat in het kader van de individuele meningen van de rechters van het Internationaal Strafgerechtshof betrokken bij het arrest dat het op 14 februari 2001 heeft uitgesproken in de zaak van het « aanhoudingsbevel van 11 april 2000 », beter bekend als de zaak « Yerodia Ndombasi », een minderheid van vier rechters tegen zeven een reeks argumenten heeft ontwikkeld waarin de wettelijkheid van de universele rechtsmacht « in absentia » ten opzichte van het internationaal recht in twijfel wordt getrokken.
Le Conseil d'État souligne que dans le cadre des opinions individuelles des juges annexées à l'arrêt de la Cour internationale de justice, rendu le 14 février 2001 dans l'affaire du « mandat d'arrêt du 11 avril 2000 », mieux connue sous le nom d'affaire « Yerodia Ndombasi », une minorité de quatre juges contre sept ayant a développé un argumentaire mettant en doute la légalité au regard du droit international de la compétence universelle « par défaut ».