Moet artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 tegen deze achtergrond aldus worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die rotatievluchten organiseert, alle redelijke maatregelen heeft getroffen en bijgevolg van haar compensatieverplichting is bevrijd wanneer zij luchtreizigers van wie de vlucht rechtstreeks ten gevolge van een buitengewone omstandigheid reeds aanzienlijk is vertraagd, bij voorrang vervoert met vliegtuigen die binnen de rotatieprocedure eigenlijk anderszins worden ingezet?
Dans ce contexte, l’article 5, paragraphe 3, du règlement no 261/2004, doit-il être interprété en ce sens que le transporteur aérien qui effectue des vols selon la procédure de rotation, a pris toutes les mesures raisonnables et est ainsi exonéré de son obligation d’indemnisation, lorsqu’il transporte des passagers dont le vol a déjà subi un retard important causé directement par une circonstance extraordinaire, en premier lieu avec les appareils qui, en principe, sont utilisés autrement dans la rotation?