Uiteraard dient er voor het onderscheid dat wordt gemaakt tussen de organisaties, bedoeld in respectievelijk het eerste en het tweede lid van artikel 3 van de wet van 5 december 1968, een objectieve en in redelijkheid aanvaardbare reden te bestaan, zoniet dreigt het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel geschonden te worden.
Un motif objectif et raisonnablement admissible doit évidemment exister pour opérer une distinction entre les organisations visées respectivement à l'alinéa 1 et à l'alinéa 2 de l'article 3 de la loi du 5 décembre 1968, sous peine de violation du principe d'égalité garanti par la constitution.