Ook de Raad van State is deze mening toegedaan : « Uit deze bepalingen blijkt dat de gezamenlijke decreten, zonder in de hiërarchie van de normen noodzakelijkerwijze een hogere plaats in te nemen dan gewone decreten, in elk geval toch een grotere rechtskracht hebben dan deze decreten» (stuk Senaat, nr. 5-1815/2, blz. 9).
Le Conseil d'État défend la même thèse dans son avis: « Il ressort de ces dispositions que les décrets conjoints, sans occuper nécessairement une place supérieure aux décrets ordinaires dans la hiérarchie des normes, ont en tout cas une plus grande force juridique que ces derniers» (do c. Sénat, nº 5-1815/2, p. 9).