De omstandigheid dat de regeling inzake de verloven tot teraardebestelling niet is opgenomen in de voornoemde wet van 20 juli 1971, maar in bepalingen die vervat zijn in een hoofdstuk van het Burgerlijk Wetboek dat aan de akten van overlijden is gewijd, toont niet voldoende aan dat het invoeren van die regeling niet zou behoren tot de bevoegdheid van de gewesten om de begraafplaatsen en de lijkbezorging te organiseren en dat het integendeel tot de bevoegdheid van de federale overheid op het gebied van de burgerlijke stand zou behoren.
La circonstance que le régime de l'autorisation d'inhumation est organisé, non pas par la loi du 20 juillet 1971, précitée, mais par des dispositions figurant dans un chapitre du Code civil relatif aux actes de décès, ne suffit pas à établir que l'organisation de ce régime serait soustraite à la compétence qu'ont les régions de régler les funérailles et sépultures et relèverait au contraire des compétences de l'autorité fédérale dans le domaine de l'état civil.