« Schendt artikel 68 van het Wetboek der successierechten de in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vastgestelde regels door te bepalen dat in geval van verwerping van een uiterste wilsbeschikking, het recht verschuldigd door de personen die daarvan het voordeel genieten, niet lager mag zijn dan het recht dat de verwerper had moeten betalen, zelfs als er geen fictieve verwerping is geweest ?
« L'article 68 du Code des droits de succession viole-t-il les règles établies par les articles 10 et 11 de la Constitution en disposant qu'en cas de répudiation d'une disposition testamentaire, le droit dû par les personnes qui en profitent, ne peut être inférieur à celui qu'aurait dû acquitter le renonçant, même s'il n'y a pas eu renonciation fictive ?