In de prejudiciële vraag is gesteld dat zij betrekking heeft op « de artikelen 67, §§ 1 en 2, van het W.W.R.O.S.P., besluit van 14 mei 1984, en 155, §§ 1 en 2, van het W.W.R.O.S.P., decreet van 27 november 1997, die het de gemachtigde ambtenaar van het Bestuur van stedenbouw en ruimtelijke ordening van het Waalse Gewest mogelijk maken tussen te komen in het strafproces om er, zonder degene te zijn die de strafvordering uitoefen
t en zonder zich te moeten onderwerpen aan de regels betreffende de burgerlijke partijstelling, een zaak te vervolgen die onder de strafvordering valt
...[+++]en die een vordering van burgerlijke aard betreft ».
La question préjudicielle indique qu'elle a pour objet les « articles 67, §§ 1 et 2, du C. W.A.T.U.P., arrêté du 14 mai 1984, et 155, §§ 1 et 2, du C. W.A.T.U.P., décret [du] 27 novembre 1997, qui permettent au fonctionnaire délégué de l'administration de l'urbanisme et de l'aménagement du territoire de la Région wallonne d'intervenir au procès pénal pour y poursuivre, sans être titulaire de l'action publique et sans devoir se soumettre aux règles qui gouvernent la constitution de partie civile, une action qui ressortit à l'action publique et a pour objet une demande à caractère civil ».