In het achtste onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 5561 bekritiseren de verzoekende partijen het feit dat niet is voorzien in een rendabiliteitsgarantie op basis van een berekening van de onrendabele top tijdens de in artikel 7.1.1, § 1, derde lid, van het Energiedecreet bedoelde verlengingsperiode op basis van niet-gepresteerde vollasturen, terwijl dat wel het geval is tijdens de in artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, van datzelfde decreet bedoelde verlengingsperiodes op basis van niet-afgeschreven investeringen.
Dans la huitième branche du second moyen dans l'affaire n° 5561, les parties requérantes critiquent le fait qu'aucune garantie de rentabilité n'a été prévue sur la base d'un calcul de la partie non rentable au cours de la période de prolongation en raison d'heures à pleine charge non prestées, visée à l'article 7.1.1, § 1 , alinéa 3, du décret sur l'Energie, alors que tel est le cas au cours des périodes de prolongation en raison d'investissements non amortis visées à l'article 7.1.1, § 1 , alinéas 4 et 5, du même décret.