Art. 20. Het agentschap bepaalt voor elk FAM en elke thuisbegeleidingsdienst de middelen die beschikbaar zijn voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van hun gebruikers, door de middelen die voor elk FAM resulteren uit de toepassing van artikel 13, § 2, en die voor elke thuisbegeleidingsdienst resulteren uit de toepassing van artikel 13, § 3, te verminderen met de middelen die conform artikel 19 door het agentschap zijn bepaald.
Art. 20. L'agence détermine pour chaque FAM et chaque service d'aide à domicile les moyens disponibles pour les soins et le soutien non directement accessibles de leurs usagers, en diminuant les moyens résultant pour chaque FAM de l'application de l'article 13, § 2, et ceux résultant pour chaque service d'aide à domicile de l'application de l'article 13, § 3, des moyens déterminés par l'agence conformément à l'article 19.