Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat de lidstaten gewasbeschermingsmiddelen alleen mogen toelaten indien is aangetoond dat deze, bij gebruik onder de beoogde omstandigheden, onder meer geen schadelijke uitwerking hebben op de gezondheid van mens of dier, hetzij direct hetzij indirect (bijv. via drinkwater, voedsel of voer), dan wel op het grondwater, en ook geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor het milieu.
La directive 91/414/CEE dispose que les États membres ne peuvent autoriser la mise sur le marché d'un produit phytopharmaceutique que lorsqu'il a été établi que son utilisation dans les conditions prévues n'entraîne pas, entre autres, d'effets nocifs directs ou indirects (par exemple, via l'eau de boisson ou les aliments) la santé des hommes ou des animaux ou sur les eaux souterraines ni d'effets inacceptables sur l'environnement.