1992 en uit de aard van het door de verwijzende rechter aan het Hof voorgelegde verschil in behandeling, namelijk het feit dat de bonificatie voor voorafbetaling van belastingen enkel voor de aanslagjaren 1991 en 1992 aan de niet-inwoners werd geweigerd, terwijl zij wel is toegekend aan de rijksinwoners, leidt het Hof af dat de prejudiciële vraag in werkelijkheid artikel 28, § 3, tweede lid, van de wet van 28 december 1992, zoals gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 30 januari 1996, en artikel 244, 2, van het W.I. B.
1992 et de la nature de la différence de traitement que le juge a quo soumet à la Cour, à savoir le fait que la bonification pour le versement anticipé de l'impôt a été refusée aux non-résidents pour les exercices d'imposition 1991 et 1992 seulement, alors qu'elle était accordée aux habitants du Royaume, la Cour déduit que la question préjudicielle porte en réalité sur l'article 28, § 3, alinéa 2, de la loi du 28 décembre 1992, modifié par l'article 9 de la loi du 30 janvier 1996, et sur l'article 244, 2, du C. I. R.