Levende en niet-levende natuur De kleuters 1.4. kunnen organismen en gangbare materialen ordenen aan de hand van eenvoudige, zelf gevonden criteria; 1.5. kunnen in verband met voortplanting van mensen en dieren, illustreren dat een levend wezen steeds voortkomt uit een ander levend wezen van dezelfde soort; 1.6. kunnen illustreren dat de geboorte van mens en dier wordt voorafgegaan door een periode van gedragen worden door de moeder of door de ontwikkeling in een ei; 1.7. kunnen bij zichzelf aangeven welk lichaamsdeel instaat vo
or het horen, zien, ruiken, proeven en voelen; 1.8. kunnen verschillende weersomstandigheden waarnemen, ver
...[+++]gelijken en benoemen en voorbeelden geven van de gevolgen voor zichzelf.La nature vivante et non vivante Les jeunes enfants 1.4. peuvent ordonner des organismes et des matériaux courants à partir de critères simples qu'ils ont trouvés eux-mêmes ; 1.5. sont en mesure d'illustrer, en ce qui concerne les mécanismes de la reproduction humaine et animale, qu'un être vivant provient toujours d'un autre être vivant de la même espèce ; 1.6. sont en mesure d'illustrer que la naissance de l'homme et de l'animal est précédée d'une période de gestation par la mère ou de développement d'un oeuf ; 1.7. peuvent identifier chez eux-mêmes les parties du corps en rapp
ort avec l'ouïe, la vue, l'odorat, le goût et le toucher
...[+++] ; 1.8. peuvent observer, comparer et nommer différentes conditions atmosphériques et donner des exemples des conséquences pour eux-mêmes.