Uit de prejudiciële vraag en de verwijzingsbeslissing blijkt dat de verzoekende partij voor de verwijzende rechter en haar Belgische partner op 27 maart 2015 een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd overeenkomstig artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de ambtenaar van de burgerlijke stand volgens de verzoekende partij akte zou hebben genomen, nadat de ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig artikel 1476quater van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 2 juni 2013, een onderzoek had aangevraagd.
Il ressort de la question préjudicielle et de la décision de renvoi que la partie requérante devant le juge a quo et sa partenaire belge ont fait, le 27 mars 2015, une déclaration de cohabitation légale conformément à l'article 1476, § 1, du Code civil, laquelle aurait été actée par l'officier de l'état civil, selon la partie requérante, après enquête demandée par l'officier de l'état civil, conformément à l'article 1476quater du Code civil tel qu'il a été modifié par l'article 10 de la loi du 2 juin 2013.