Art. 135. De bepalingen van hoofdstuk V en hoofdstuk VI zijn van overeenkomstige toepassing op de bodemsanering van waterbodems, met uitzondering van de bepalingen van artikel 50, § 2, en de bepalingen vastgesteld krachtens artikelen 48, 58, § 2, en 66, voor zover de saneringswerken plaatsvinden binnen een strook vanaf de bovenste rand van het talud van het oppervlaktewaterlichaam tot vijf meter landinwaarts.
Art. 135. Les dispositions du chapitre V et du chapitre VI s'appliquent par analogie à l'assainissement des sols aquatiques, à l'exception des dispositions de l'article 50, § 2, et des dispositions fixées en vertu des articles 48, 58, § 2, et 66, dans la mesure où les travaux d'assainissement ont lieu dans une bande à partir du bord supérieur du talus du plan d'eau de surface jusqu'à cinq mètres à l'intérieur des terres.