De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of de artikelen 192, 195, 196, 197, 199 en 200 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten een schending inhouden van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd of in samenhang gelezen met artikel 144 van de Grondwet en de artikelen 6.1 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat zij de verkoopwaarde van de goederen zouden laten afhangen van een niet-tegensprekelijke schatting en zonder rechtsmiddel.
Le juge a quo demande à la Cour si les articles 192, 195, 196, 197, 199 et 200 du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe violent les articles 10 et 11 de la Constitution, pris isolément ou lus en combinaison avec l'article 144 de la Constitution et avec les articles 6.1 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme en ce qu'ils feraient dépendre la valeur vénale des biens d'une expertise non contradictoire et sans recours.