77. acht een betere coördinatie van economische groei en milie
u-eisen een uiterst belangrijk beginsel; benadrukt dat de integratie van het milieubeleid in de andere beleidsmaatregelen een belangrijk uitgangspunt moet zijn; doet daarom een beroep op de terzake bevoegde autoriteiten om te waarborgen dat door de EU gefinancierde projecten en programma's, bijvoorbeeld die welke gericht zijn op modernisering van de infrastructuur, in het bijzonder in de energie- en verkeerssector
, passende aandacht schenken aan milieuoverwegingen, onder
...[+++]andere inzake het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een goed functionerend openbaar vervoer, in het bijzonder de spoorwegen, en met name aan het behoud van de grote biodiversiteit van de kandidaatlanden en de samenhangende natuurgebieden en dat voor het milieu destructieve projecten gediskwalificeerd worden; erkent dat deze biodiversiteit een goed van onschatbare waarde is, dat bij de toetreding van de kandidaatlanden onderdeel zal gaan uitmaken van het onvervangbare erfgoed van de Europese Unie; erkent in praktische zin het feit dat de biodiversiteit en het rijke natuurlijke en culturele erfgoed van de landelijke gebieden in de kandidaatlanden mogelijk de grondslag zou kunnen vormen van sociale en economische strategieën, gebaseerd op duurzame groei; alsmede om activiteiten te stimuleren die bijdragen tot beperking van schadelijke invloed op landschap en natuur, en tot maximalisering van de baten met behoud van de plattelandsbevolking en de biodiversiteit; alsmede om daartoe duidelijke verbindingen te leggen tussen de nationale ontwikkelingsplannen voor het platteland en de financiële middelen die op grond van SAPARD verstrekt worden, en de prioriteiten van de vogel- en habitatrichtlijnen, met bijzondere aandacht voor Natura 2000-terreinen, welke vooral het object van proefprogramma's op agri-milieugebied zou moeten zijn; 77. estime qu'une meilleure coordination entre la croissance économique et les exigences environnementales constitue un principe suprême; souligne que l'intégration de la politique environnementale aux autres politiques représente un préalable fondamental; invite donc les autorités compétentes à veiller à ce que les projets et programmes financés par l'Union eu
ropéenne, notamment dans les secteurs de l'énergie et des transports, tels ceux qui visent la modernisation de l'infrastructure, tiennent dûment compte des considérations environnementales dont, entre autres, la valorisation des sources d'énergie renouvelables et le développement
...[+++] de transports en commun performants, notamment le rail, et, en particulier, de la préservation de l'importante biodiversité des pays candidats et des zones naturelles homogènes, et à ce que les projets dommageables pour l'environnement soient rejetés; reconnaît que cette biodiversité constitue un atout inestimable qui, lors de l'adhésion des pays candidats, deviendra partie intégrante du patrimoine irremplaçable de l'Union européenne; reconnaît dans la pratique que la biodiversité et le riche héritage naturel et culturel des régions rurales des pays candidats pourraient constituer le fondement de stratégies socio-économiques basées sur le développement durable; encourage les activités tendant à minimiser tout impact préjudiciable au paysage et à la nature et à maximiser les retombées bénéfiques tout en préservant à la fois la population rurale et la biodiversité; pour ce faire, des programmes pilotes agroenvironnementaux devraient avoir pour objectif d'établir des liens clairs entre les plans nationaux de développement rural et les fonds octroyés au titre de SAPARD et de définir les priorités des directives concernant les oiseaux et l'habitat, particulièrement en ce qui concerne les sites de Natura 2000;