Indien de indiener van amendement nr. 16 (stuk 857/3) wil voorkomen dat proceduremiddelen worden gebruikt om louter dilatoire redenen, terwijl deze proceduremiddelen voorzien zijn in het wetboek, kan men tot de oneigenlijke conclusie komen dat steeds (zoals vaak gebeurt) het opwerpen van deze proceduremiddelen tot resultaat heeft dat de beslissing over de exceptie bij de grond van de zaak wordt gevoegd bij uitvoerbaar verklaarde beslissing van het vonnisgerecht.
Si l'auteur de l'amendement nº 16 (do c. 857/3) veut éviter que les moyens de procédure, prévus dans le code, ne soient utilisés à des fins purement dilatoires, l'on peut en conclure (souvent) erronément que lorsque l'on utilise ces moyens de procédure, la décision sur l'exception sera toujours jointe, au niveau du fond, par une décision exécutoire de la juridiction de jugement.