1. Dochterondernemingen die zijn gevestigd in één of meer deelnemende lidstaten door een kredietinstelling die haar hoofdkantoor heeft in een niet-deelnemende lidstaat of een derde land, zullen bij de bepaling of aan één van de criteria van artikel 6, lid 4, van de GTM-verordening wordt voldaan separaat worden beoordeeld ten opzichte van de bijkantoren van die kredietinstelling.
1. Afin de déterminer s’il est satisfait à l’un quelconque des critères fixés à l’article 6, paragraphe 4, du règlement MSU, les filiales établies dans un ou plusieurs États membres participants par un établissement de crédit dont le siège se situe dans un État membre non participant ou dans un pays tiers sont évaluées séparément des succursales de cet établissement de crédit.