Bijgevolg kan men niet aanvaarden dat het Hof van Cassatie i
n zijn arrest van 8 september 1999 (Bongiorno c.s) stelt dat het bestaan van een specifieke aanslagtermijn in geval van strafrechtelijke misdrijven (artikelen 354, tweede lid, en 358, § 1, 3º, van het WIB 1992) een beletsel vormt voor de Belgische Staat om zich burgerlijke partij te stellen teneinde vergoeding t
e verkrijgen van de schade voortvloeiende uit het verlies van zijn recht om de belasting inkohieren wegens het verstrijken van de voormelde termi
...[+++]jn.
On ne peut par conséquent admettre la position soutenue par la Cour de cassation dans son arrêt du 8 septembre 1999 (Bongiorno et consorts), position selon laquelle l'existence d'un délai d'imposition spécifique en cas d'infraction pénale (articles 354, alinéa 2, et 358, § 1 , 3º, du CIR 1992) fait obstacle à ce que l'État belge puisse se constituer partie civile pour obtenir la réparation du dommage résultant de sa perte du droit d'enrôler l'impôt, vu l'écoulement dudit délai.