4. Wanneer een
bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er door niet onder haar toezicht staande entiteiten op het grondge
bied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn of Verordening (EU) nr/2014 , g
eeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan ...[+++] de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat en aan ESMA.
4. Lorsqu'une autorité compétente a de bonnes raisons de soupçonner que des actes enfreignant les dispositions de la présente directive ou du règlement (UE) n° ./2014 sont ou ont été commis sur le territoire d'un autre État membre par des entités qui ne sont pas soumises à sa surveillance, elle en informe l'autorité compétente de cet autre État membre et l'AEMF d'une manière aussi circonstanciée que possible.