Door te bepalen op welke wijze kan worden aangetoond dat leerlingen in het gezin met minstens één ouder Nederlands spreken, opdat zij de bij de bestreden bepaling ingevoerde voorrang kunnen genieten, is artikel III. 3 van het bestreden decreet geen bepaling die het gebruik van de talen in het onderwijs regelt in de zin van artikel 129, § 1, 2°, van de Grondwet, maar een bepaling die het onderwijs regelt in de zin van artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de Grondwet.
En déterminant les modes de preuve selon lesquels il est possible d'établir que des élèves parlent le néerlandais dans le milieu familial avec au moins un des deux parents afin de leur permettre de bénéficier ainsi de la priorité instaurée par la disposition attaquée, l'article III. 3 du décret attaqué n'est pas une disposition qui règle l'emploi des langues dans l'enseignement, au sens de l'article 129, § 1, 2°, de la Constitution, mais une disposition qui règle l'enseignement, au sens de l'article 127, § 1, alinéa 1, 2°, de la Constitution.