(6) Het handhaven van de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituaties di
ent de lidstaten in staat te stellen een veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarde van 3% van het bbp in acht te nemen omwille van houdbare overh
eidsfinanciën en om snel vooruitgang in de richting van houdbaarheid te kunnen boeken, waarbij gezorgd moet worden voor budgettaire manoeuvreerruimte en in het bijzonder rekening gehouden moet worden met de behoefte aan overheidsinvesteringen die bevorderlijk zijn voor de verwezenlijk
...[+++]ing van de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Unie en voor de verbetering van het concurrentievermogen en de convergentie van de lidstaten.
(6) Des positions budgétaires respectant l'objectif à moyen terme devraient permettre aux États membres de disposer d'une marge de sécurité par rapport à la valeur de référence de 3 % du PIB, afin de s'assurer des finances publiques durables et une progression rapide vers la viabilité des finances publiques, tout en laissant une marge de manœuvre budgétaire, tenant notamment compte des besoins d'investissements publics propres à réaliser les objectifs de l'Union en matière de croissance et d'emploi et à améliorer la compétitivité et la convergence de ses États membres.