« Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietig
ing bij de Raad van State, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2244 Burgerlijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat deze artikelen in een ongelijke behandeling op het vlak van de stuiting van de verjaring voorzien in geval van een beroep tot vernietiging van een administratieve handeling bij de Raad van State ingediend vóór de
...[+++]inwerkingtreding van de wet van 25 juli 2008 tussen diegene ten voordele van wie de verjaring van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de vernietigde administratieve handeling verworven is en die over een in kracht van gewijsde gegane beslissing beschikt waartegen geen cassatieberoep is ingediend en waarbij de vordering verjaard is verklaard, en diegene ten voordele van wie de verjaring van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de vernietigde administratieve handeling eveneens verworven is, maar die echter niet over een dergelijke in kracht van gewijsde gegane beslissing dienaangaande beschikt ?« L'article 4 de la loi du 25 juillet 2008 modifiant le Code civil et les lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur l
a comptabilité de l'Etat en vue d'interrompre la prescription de l'action en dommages et intérêts à la suite d'un recours en annulation devant le Conseil d'Etat, combiné ou non avec l'article 2244 du Code civil, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que ces articles établisse
nt une inégalité de traitement, pour ce qui est de l'interruption de la prescription en cas de recours en annulation d'un acte ad
...[+++]ministratif introduit auprès du Conseil d'Etat avant l'entrée en vigueur de la loi du 25 juillet 2008, entre celui au profit duquel la prescription de l'action en réparation du dommage causé par l'acte administratif annulé est acquise et qui dispose d'une décision coulée en force de chose jugée contre laquelle il n'a pas été formé de pourvoi en cassation et par laquelle l'action a été déclarée prescrite, et celui au profit duquel la prescription de l'action en réparation du dommage causé par l'acte administratif annulé est également acquise, mais qui ne dispose toutefois pas d'une telle décision passée en force de chose jugée ?